Gáal |
Het gebreide deel van een net |
Gáip |
Geep (vissoort) / Lang mager persoon |
gáipe |
gapen |
Gallege |
Bretels |
Galjáoèns ‘ouwe |
Uitgebreid de bloemetjes buiten zetten – De zaak op stelten zetten |
Gang |
Halve maas / Strook halve mazen van een gebreid stuk netwerk / Loopplank / Aasplank |
Gank |
Vlug –Snel |
Gangsie |
Even vlug |
Gáotemetiel |
Metalen schaal met gaatjes die voor vis- en aardappelmaaltijd wordt gebruikt (zijn vervaardigd van: koper met vertinde binnenlaag, gegalvaniseerd zin of emaille). Zie ook: Gáoteptiel |
Gáotepetiel |
Aardewerk schotel met gaatjes die voor vis- en aardappelmaaltijd wordt gebruikt (vervaardigd van: groen of bruin geglazuurd Makkummer aardewerk en tegewoordig ook in Volendams aardewerk). Zie ook: Gáotemetiel en Petiel. In Volendam komen beide woorden voor, in o.a. Marken en Enkhuizen alleen Gatenpetiel |
Garn |
Garnaal – Garnalen |
Garnkousie |
Leuvertje aan achterlijk van het grootzeil |
Garnkwak |
Botter die met kwakkuil op garnalen vist |
Garnkwakke |
Met de dwarskuil op garnalen vissen |
Garnpellè |
Garnalen pellen |
Gat |
Zitvlak – Billen |
Gattevloeders |
De minste visser van de vloot |
Gedallast |
Gehandicapt – Belemmerd |
Gèi(tje) |
Gereefde fok |
’n Gekke’uis |
Uitzonderlijk – Tegen de regels in |
Genáacht |
Goede nacht – Wel te rusten |
Gezòend’eid |
Onderkleding van de man tot bescherming van de lende (gemaakt van blauw/grijze keper met oranje schouderbanden) |
Gien |
Geen |
Gien grimmessie na de lucht |
Geen vuiltje aan de lucht |
Gienien |
Niemand – Niet één |
Gien mins méèr |
Aan het einde van de krachten zijn |
Gíeuwe gouwtje |
Bergplaats: onder de schuinte van het dak |
Glisse |
Glijden |
Gnap (Gnappies) |
Netjes |
Gnokke |
Ergens naar verlangen |
Góde van de vlóot |
De beste vissers van de vloot |
Goed |
Kleding |
Gordijn |
Lijnstuk tot het opvangen van de fok bij het door de wind gaan |
Gouwe slot |
Rechthoekige gouden sluiting met zijstukjes van de drie slagen kralen,door de vrouw gedragen |
Graf |
Kerkhof – Graf – Begraafplaats |
Groene wol |
Een zeewiersoort |
Groenkous |
Visserman (zout water maakt zwarte sajettenkousen groen) |
Gróosk |
Grootsig – Hooghartig |
Grótemanse |
Uitsloven – Stoer doen |
Gróte pol |
Zware dekenpoten, tot steun aan het boord, bij de plaats waar de kwakbomen er op steunen |
Guffie |
Scheutje |